- uitzetten
- {{uitzetten}}{{/term}}I 〈overgankelijk werkwoord〉1 [buiten iets zetten] expulser2 [uitspreiden] tendre3 [verspreid zetten] disposer4 [op interest zetten] placer5 [buiten werking stellen] arrêter6 [uitmeten, aftekenen] tracer♦voorbeelden:1 de sloepen uitzetten • mettre les chaloupes à la merongewenste vreemdelingen uitzetten • expulser des étrangers indésirables2 de pauw zet zijn staart uit • le paon fait la rouede zeilen uitzetten • mettre les voiles3 schildwachten uitzetten • poster des sentinelles5 het gas uitzetten • couper le gazII 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [in volume toenemen] se dilater♦voorbeelden:1 haar buik begint uit te zetten • son ventre commence à s'arrondiruitzettende kracht • force expansivedoor warmte zetten de meeste stoffen uit • la plupart des corps se dilatent sous l'effet de la chaleurIII 〈wederkerend werkwoord; zich uitzetten〉1 [in omvang toenemen] se dilater
Deens-Russisch woordenboek. 2015.